Horen en begrijpen
- Begrijpt verschillen in betekenis (“aan – uit”, “op-neer”)
- Volgt tweevoudige opdrachtjes uit (“pak het boek en leg het op tafel”)
- Luistert met plezier naar langere verhalen
Spreken
- Heeft voor bijna alles een word
- Gebruikt twee- of driewoorduitingen om over dingen te praten en om dingen te vragen
- Gebruikt de klanken K, G, F, T, en N in woorden
- De spraak van uw kind wordt meestal begrepen door bekende luisteraars
- Vraagt vaak naar objecten of benoemt deze om er aandacht naar te trekken
- Vraagt: “waarom?”
- Stotteren op klanken of woorden kan voorkomen
Deze website maakt gebruik van Cookies. We gaan er vanuit dat u hier geen problemen mee heeft. Bent u het hier niet mee eens, klik dan op meer informatie.OK Meer informatie Privacy & Cookies Policy